Mijn partner en ik zitten in de spreekkamer van de chirurg. Zij legt uit hoe ze de operatie aan gaat pakken. Het is operabel en het is een zware operatie. Ik ben blij dat ze het aandurft om de tumor uit het bekken te verwijderen. De vraag is onvermijdelijk. Wat kan ik straks niet meer? De chirurg geeft glashelder antwoord: Er bestaat een grote kans dat ik niet meer zonder hulpmiddel kan lopen. De stabiliteit in het bekken zal aanzienlijk minder worden. We bespreken wat dit betekent voor alle dingen die ik graag doe: wandelen, fietsen, autorijden en lekker sporten.
Ieder nadeel heeft zijn voordeel
Ik maak een grapje en zeg tegen de chirurg: “Mooi, na de operatie hoef ik nooit meer te planken”. U weet wel, die oefening waarbij je op je ellebogen en tenen steunt en van je lijf een langgerekte plank maakt. Eén van de beste oefeningen om de stabiliteit in de romp te trainen. Het was nooit één van mijn favoriete oefeningen dus het vooruitzicht deze oefening niet meer te kunnen uitvoeren, vind ik niet zo heel erg. Elk nadeel heb zijn voordeel, toch?
Ruim een jaar later. Ik train nog steeds bij Gerdieke op woensdagochtend. Het verbeteren van de stabiliteit in mijn bekken is een vast onderdeel van de wekelijkse training. Ik kan kleine stukjes zonder hulpmiddel lopen maar inmiddels ben ik volledig gewend aan het gebruik van een elleboogkruk. Mijn vaste verkering. Ik kan fietsen en autorijden zonder hulpmiddelen. In de oefenzaal, die ik ook wel gekscherend de speeltuin noem, kan ik de meeste oefeningen op de apparaten prima uitvoeren. Op een dag stelt Gerdieke voor dat we wat oefeningen op een matje gaan doen. Kwartiertje buik, billen, benen. En, ja hoor, daar is-t-ie weer: Planken. Ik moet lachen. Planken, wie had dat gedacht? En het mooie is: het lukt me. Drie keer twintig seconden. Zonder pijn. Dus helaas: ik moet er toch weer aan geloven. En met plezier. Want eigenlijk ben ik heel blij dat ik zoveel wél kan.