‘Hoe is het gegaan de afgelopen weken’, vraag ik. ‘Het wisselde heel erg’, is het antwoord. ‘De ene dag ging het super goed en de andere dag was het niks.’
Ik ben op huisbezoek bij een oudere meneer die op dit moment zware chemokuren ondergaat. Hij wil graag weer wat fitter worden om zijn hobby’s weer te kunnen uitvoeren en om zijn kleinzoon weer te kunnen bezoeken.
Vandaag ben ik er voor de derde keer en ik heb al gezien dat hij erg gemotiveerd is en trouw zijn oefeningen doet.
Ik leg uit dat het patroon van goede en slechte dagen erbij hoort. Dat je door de behandelingen de ene dag heel fit bent en de andere dag juist niet. Door toch dagelijks de oefeningen te doen, voorkom je achteruitgang, waardoor er straks minder kracht en conditie verloren is gegaan. Trainen en oefenen tijdens kuren is zwaar en lijkt soms zinloos, maar achteraf blijkt vaak het tegenovergestelde. Wat je niet verloren hebt aan hoef je na het behandeltraject niet meer terug te veroveren.
We praten nog even door en hij krijgt van mij de opdracht om af en toe een bezoekje buiten de deur af te leggen. Tot grote vreugde van zijn vrouw, die inmiddels bij ons is aangeschoven. Ik voel weerstand bij meneer. Hij durft het nog niet aan, het is spannend. Spannend of het fysiek wel gaat lukken, maar ook spannend omdat mensen dan zullen zien hoe hij eraan toe is. Het tonen van kwetsbaarheid is niet gemakkelijk. De grootste drempel om erop uit te gaan is dus eigenlijk mentaal.
Dan starten we met oefenen. We lopen met de rollator richting de trap, waar hij de oefening heeft om op -en af te stappen. Hij loopt er in een heel vlug tempo naartoe. Ik ben verbaasd. Dit gaat duidelijk beter dan twee weken geleden. Dit past niet bij het beeld dat ik net gekregen heb, toen we het besproken hebben.
Ik laat hem de step oefening uitvoeren. Twee treden op en twee af. Het gaat probleemloos. Bij de tweede keer schiet zijn slipper bijna uit. Meneer kijkt mij met een glimlach aan. Vorige keer had ik hem geadviseerd om een schoen aan te trekken in verband met de veiligheid. Hij belooft me dat hij vanaf nu op schoenen gaat oefenen.
Ik zie hem naar boven kijken en daarna kijkt hij mij aan. Ik vraag hem of hij het ziet zitten om 5 treden op en af te lopen. Hij aarzelt en zegt dat hij omhoog wel zou kunnen, maar naar beneden vind hij spannend. Ik moedig hem aan het toch te proberen. Probleemloos lukt hem dit.
We staan weer onderaan de trap. Hij kijkt omhoog en zegt: ‘als ik dit kan, kan ik ook naar boven.’ Ik beaam dit. Natuurlijk kan hij dat. Zijn grootste drempel is mentaal en niet fysiek.
Dan hoor ik een diepe zucht. Weer kijkt meneer naar boven. Daar boven is een kamer vertelt hij me. Dat is mijn boekenkamer. Als ik naar boven kan, kan ik weer heerlijk zitten lezen. Ik ben er al maanden niet geweest. Er klinkt emotie door in zijn stem.
Ik kijk hem aan. Hij knikt en begint de trap op te lopen. Boven aangekomen is hij moe, maar zijn blik is alles zeggend. Hij heeft zichzelf overwonnen. Na een korte pauze gaan we voorzichtig de trap af. Ondertussen is zijn vrouw uit de kamer gekomen en staat te kijken. Tranen in haar ogen.
Wat een overwinning heeft deze meneer op zichzelf behaald. Wat prachtig om dit met hem bereikt te hebben. Daar draait het om in mijn vak. Niet om die saaie droge oefeningen, maar wat ga je er uiteindelijk weer door bereiken zowel lichamelijk als geestelijk.
Ik ben benieuwd welke uitstapjes hij over twee weken gemaakt heeft.